“Het was zo mooi, zo ontroerend wat je zei tijdens de afscheidsdienst. Iedereen was ervan onder de indruk. Zelfs de niet-gelovigen waren enthousiast!” Dat schreef iemand me na de uitvaart van haar partner.
Hoewel ik zelf niet geloof in een al te scherpe scheidslijn tussen geloven en niet-geloven, tussen gelovigen en niet-gelovigen, werd ik heel blij van dat laatste zinnetje: zelfs de niet-gelovigen waren enthousiast! Want dit is precies wat ik wil: op zo’n manier spreken over geloven, op zo’n manier bidden, op zo’n manier religieuze rituelen uitvoeren dat het iedereen kan aanspreken, dat het hokjes als ‘gelovig’ en ‘niet-gelovig’ overstijgt en het mensen in het hart raakt.
Bij elke uitvaart weer zit er een bont gezelschap voor me, van – om die termen toch maar te gebruiken – gelovigen en niet-gelovigen, ietsisten en atheïsten, zoekers en agnosten. En altijd wil ik hen allemaal aanspreken. Als we gaan bidden, nodig ik die mensen die nooit bidden of dat lastig vinden uit om het als een moment van dankbaarheid en bezinning te zien. Als er een kaars aangestoken wordt, geef ik verschillende duidingen van dit licht: voor de één het licht van de liefde, voor een ander het licht van troost en hoop en voor weer een ander het licht van God die ons nabij is. Als we een tekst uit de Bijbel lezen, leg ik daarna die woorden zo uit, dat het voor iedereen begrijpelijk én hopelijk relevant wordt. En als er een zegen is, leg ik eerst kort uit wat zegenen eigenlijk is. Zo probeer ik iedereen mee te nemen in deze afscheidsceremonie. En hoop ik dat iedereen zich gezien en getroost weet.
Als ik dan achteraf hoor dat dat gelukt lijkt te zijn, ben ik dankbaar!