“Het feit dat iemand dood is, mag dan betekenen dat hij of zij niet meer leeft, maar het betekent niet dat hij of zij niet meer bestaat.”, las ik in het prachtige boek Hoogteverschillen van Julian Barnes. Ik denk dat elke rouwende dit weet en ervaart. Degene die je mist is nog elke dag aanwezig, in gedachten, gevoelens, herinneringen, in geluiden en geuren, op allerlei plaatsen en op vele momenten. Alleen al het feit dat je hem of haar mist, bevestigt zijn of haar aanwezigheid. In de afwezigheid is hij of zij misschien wel aanweziger dan ooit. Soms troostrijk aanwezig, soms aangenaam aanwezig, soms grappig aanwezig en soms pijnlijk en schrijnend aanwezig. Augustinus (354-430) zei het al: “De mens van wie je houdt, is niet meer daar waar hij was, maar overal waar jij bent en hem gedenkt.”
Het gaat in rouw dan ook niet om het loslaten van de overledene. “Een lichaam sterft, maar niet de relatie die je met iemand hebt. (…) Het einde van de rouw betekent niet dat je de band met de overledene breekt, maar dat je de persoon integreert in je leven en in je netwerken, op een andere manier dan toen hij nog leefde.”, aldus Manu Keirse in zijn boek Helpen bij verlies en verdriet. Over die veranderde, maar altijd blijvende verbondenheid schreef ik het volgende gedicht:
Ik kan je niet meer aanraken
maar elke dag word ik geraakt
door jou
Ik kan je niet meer zien
maar voor mijn ogen danst een beeld
van jou
Ik kan je niet meer horen
maar in mijn hart klinkt steeds de stem
van jou
Ik kan je niets meer zeggen
maar toch vertel ik mijn verhaal
aan jou
Ik kan je niet meer knuffelen
maar altijd zal ik liefde voelen
voor jou