Als de hemel onbereikbaar is
voor ons zolang wij leven,
als de hemel heel ver weg is
en losstaat van mijn dag’lijks leven,
als de hemel iets abstracts is,
iets vaags, hoog boven ons verheven,
dan kan ik zonder hemel
ook wel leven.
Maar als je me zou zeggen
dat de hemel hier en nu soms even oplicht
in liefde, vreugde, schoonheid,
dat de hemel een aanstekelijke droom is
die aanzet tot daden van vrede en goedheid,
dat de hemel soms in mij, in jou te vinden is,
als bron van ruimhartige liefde en royale gastvrijheid,
dán wil ik hemels leven.