Een paar jaar geleden was ze heel onzeker over haar geloof. Het waren anderen die wisten hoe te geloven, zichzelf durfde ze nauwelijks gelovig te noemen. Ze was immers niet gedoopt, dus ze telde niet volledig mee. Bovendien hadden andere gelovigen haar maar al te vaak het gevoel gegeven het beter te weten dan zij. Geloof leek een systeem te zijn van waarheden en regels waarin zij zelf slechts beperkt was ingevoerd. Middels kerkgang en bijbellezen zou ook zij wijzer en geloviger worden.
De afgelopen jaren spraken wij regelmatig met elkaar over geloven. Ik vertelde haar beetje bij beetje wat geloven voor mij betekent. Dat het voor mij niet om vaststaande en boven alle twijfel verheven stelligheden draait, maar dat het eerder een weg is om te gaan. Zoekend en tastend, met vallen en opstaan. Dat ik als dominee niet hét antwoord heb op haar vragen, maar dat ik haar wil helpen om haar eigen antwoorden te vinden. En samen wil zoeken naar een manier van geloven die bij háár past. Ik vertelde haar over mijn godsbeeld: een God die ieder mens – gelovig of ongelovig, christelijk of andersgelovig, gedoopt of niet – oneindig waardevol vindt. En die uiteindelijk maar één wens heeft waaraan alle regels en religie ondergeschikt zijn: Liefde. Ik vertelde haar dat, in de hoop dat het haar ruimte en vertrouwen zou geven. Ruimte om haar eigen weg te gaan, vertrouwen op haar eigen wijsheid, eigen intuïtie, eigen gevoel.
Afgelopen week ontmoette ik haar weer, na lange tijd. Ze vertelde me dat ze zich vrijer voelde, lichter, zelfverzekerder. Ze durfde stapje voor stapje haar eigen gedachten over het geloof serieus te nemen. Zelfs als die gedachten anders waren dan wat ‘de kerk’ of ‘de dominee’ haar vroeger leerden. Ze ontdekte in haarzelf een stevige, betrouwbare basis voor haar geloof: haar eigen inzicht, haar eigen gevoel. Daarnaar te luisteren deed haar zichtbaar goed, het bracht haar in harmonie met zichzelf. Precies waar ik op hoopte: “een manier van geloven die bij háár past”. Ze bleef daarbij veel in de Bijbel lezen, maar niet langer omdat het moet, maar omdat ze het wil. Niet langer krampachtig op zoek naar antwoorden op haar vragen, maar open en nieuwsgierig naar de verhalen. Ze liet zich nu verrassen door die oude teksten en ook als ze verhalen las waar ze helemaal niets mee kon, dan was dat goed. Het is zoals het is met dat oude boek, soms prachtig en inspirerend, soms tenenkrommend en weerzinwekkend.
Ik werd, dat zul je inmiddels wel begrijpen, ontzettend blij van dit gesprek met haar. Ze had zo’n prachtige ontwikkeling doorgemaakt. Ze had de vrijheid gevonden – veroverd? – om haar eigen pad te gaan. Ze had vertrouwen in zichzelf gewonnen, dat bleek niet alleen uit haar omgang met geloof, maar uit veel meer: thuis en op het werk voelde ze zich sterker en lukte het haar beter om (bij) zichzelf te blijven. Ze gaf ook aan er nog niet te zijn, maar dat lijkt me niet meer dan logisch: we blijven onderweg, er is elke dag opnieuw iets te leren. Ik leer van haar dat geloven zowel een belemmering als een stimulans kan zijn in het leven. Het gaat mij niet zozeer om wát je precies gelooft, maar om hoé jouw geloof uitwerkt. Houdt het je klein, maakt het je onvrij of bang? Of helpt het je om je leven te leven, liefdevol en vertrouwend? Dát bepaalt of geloof waar – waarachtig, waardevol – is of niet. En als ik mensen ook maar een piepklein beetje kan helpen om waarachtig te geloven, dan maakt mijn hart een sprongetje van blijdschap.